vanggewas

Nieuwe data voor vanggewassen en bufferstroken

Datum: 1 januari 2022
Laatst bijgewerkt: 24 januari 2023
Door: Maurice Steinbusch
Er komt een update van de data voor verplichte inzaai van vanggewassen op zand en löss en de verplichte bufferstroken voor alle grondsoorten.

Vrijdag 20 januari deelde landbouwminister Piet Adema dit: "Er komt een update van de data voor verplichte inzaai van vanggewassen op zand en löss en de verplichte bufferstroken voor alle grondsoorten."

Dit houdt in dat er:

  • zoals gemeld in het zevende actieprogramma nitraatrichtlijn voor 1 oktober 2023 een vanggewas gezaaid moet worden. Adema gaat kijken hoe een korting voor het niet halen eruit kan zien en hoe hij eventueel op die manier ondernemers iets kan ontzoen. "Mede dankzij deze consultatie ben ik mij ervan bewust dat afzetcontracten reeds zijn afgesloten en dat ondernemers beperkt de ruimte hebben om hun bouwplan aan te passen. In de komende maanden wil ik daarom bekijken hoe het kortingsdeel van de vóór 1 oktober 2023 in te voeren vanggewassenmaatregel er redelijkerwijs uit kan komen te zien. 
  • naar verwachting regelgeving staat die vanaf 1 maart 2023 bufferstroken verplicht maakt. Hiervoor gaan de breedtes gelden die genoemd zijn in de derogatiebeschikking. Ook onder GLB zijn deze stroken al verplicht. Voor deze regelingen geldt dat de breedste strook de maat bepaalt.  
  • drie waterschappen aan het areaal verontreinigd gebied toegevoegd worden. Adema in de brief: "Dit betreft de waterschappen Noord-Hollands Noorderkwartier, Delfland en Brabantse Delta (voor het deel dat nog niet was aangewezen in 2022), waarmee in 2023 dan zo’n 42 procent van het Nederlands landbouwareaal is aangewezen als verontreinigd gebied." Voor die gebieden gaat een versnelde afbouw van derogatie in én moeten de normen in 2025 met 20 procent omlaag. Ook krijgen ze in 2023 al te maken met de vanggewasverplichting na de maïsteelt en voorwaarden voor het scheuren van grasland.    


Later meer. Hieronder vind je alvast de kamerbrief. De minister komt daarmee terug op wat hij eerder aangaf.

Begin december kwam er nog uitstel via een Kamerbrief over het mestbeleid. Minister Adema gaf toen nog aan dat er uitstel kwam van de maatregel uit het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (7e APN) om vanggewassen te verplichten per 1 oktober, met uitzondering van een lijst winterteelten. Deze maatregel kan in combinatie met de verlaging van de gebruiksnorm tot een opeenstapeling van kortingen leiden. Deze gebruiksnorm is het gevolg van het aanwijzen van gebieden die met nutriënten zijn verontreinigd. De minister gaat in 2023 werken aan een maatregel die de opeenstapeling van kortingen voorkomt. Deze maatregel zal dan per januari 2024 ingaan. De procedure om tot een aanpassing van de regelgeving rondom bufferstroken te komen, zal naar verwachting pas rond de zomer van 2023 kunnen worden gepubliceerd. De minister wil rekening houden met de uitvoering in de landbouwpraktijk en daarom zal hij de aanleg van bufferstroken pas vanaf 1 januari 2024 daadwerkelijk verplichten.

Uitdaging nog steeds even groot

De Kamerbrief maakt ook duidelijk dat de uitdaging voor de landbouwsector nog steeds even groot is. De sector zal moeten blijven werken aan de doelen op grond- en oppervlaktewaterkwaliteit. Dat deze maatregelen nu een jaar zijn uitgesteld, betekent niet dat de opgave kleiner wordt. De partijen in het consortium zijn zich daar goed van bewust. Cumela benadrukt dat het ook voor loonbedrijven belangrijk is om in te spelen op de komst van deze maatregelen. Kijk samen met je opdrachtgevers naar de doelen voor grond- en oppervlaktewaterkwaliteit en probeer daar met maatwerk op in te spelen. 

Eerste stap naar doelenbeleid

Het is goed dat minister Adema de signalen uit de sector serieus neemt vindt het consortium. Helaas is de grote lijn van middelenbeleid en kalenderlandbouw daarmee nog steeds niet van tafel. Het consortium blijft vasthouden aan het centraal stellen van bodem, gewas en het ondernemerschap van boer en tuinder om de doelen rondom grond- en oppervlaktewaterkwaliteit te behalen. Daarbij moeten de meest effectieve maatregelen op de meest zinnige plek worden genomen.

In het ideaalplaatje van het consortium moeten ondernemers een keuzemogelijkheid krijgen tussen generiek beleid of maatwerk. Het consortium probeert daarom al lange tijd de Maatwerkaanpak van de grond te krijgen. De Kamerbrief verwijst naar het opnemen van een grondslag in de Meststoffenwet om onder voorwaarden bepaalde vrijstellingen (de brief noemt die rechtsgevolgen) te kunnen geven aan deelnemers van private certificeringssystemen. Deze grondslag biedt een opening voor de Maatwerkaanpak en is daarmee een eerste stap richting doelenbeleid. Het consortium is groot voorstander van doelenbeleid.

Opvallende zaken uit Kamerbrief uitgelicht:

  • Ondernemers die voor 2023 gebruik willen maken van de derogatie kunnen tot en met 13 december 2022 een aanvraag doen bij RVO. Voor het komende jaar zullen de gebruiksnormen dierlijke mest voor derogatiebedrijven verlaagd worden van 250 en 230 naar respectievelijk 240 en 220 kg stikstof per hectare. Percelen van bedrijven die in een Natura 2000-gebied of een grondwaterbeschermingsgebied liggen, worden uitgezonderd van derogatie. Alle bedrijven met landbouwgrond moeten verplicht een bemestingsplan opstellen.
  • De tijdelijke transitietegemoetkomingsregeling geldt voor bedrijven die in 2021 een derogatievergunning hadden en voor 2023 ook een vergunning verkrijgen. Het gaat om een forfaitaire tegemoetkoming per hectare landbouwgrond, die rekening houdt met de mate van afbouw van de derogatie. Dit laatste geldt in het bijzonder voor bedrijven met percelen in Natura 2000-gebied en/of in een grondwaterbeschermingsgebied, zelfs als ze niet meer met de derogatie kunnen deelnemen.
  • De Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) adviseert LNV over de in 2023 aan te wijzen gebieden die met nutriënten zijn verontreinigd, naast de reeds in 2022 aangewezen gebieden. Deze laatste zijn de huidige ‘230-gebieden’; zuidelijk, oostelijk en centraal gelegen zandgronden, en lössgronden.
  • Op 1 januari 2023 wordt het realtime Vervoersbewijs Dierlijke Meststoffen (rVDM) ingevoerd voor het melden van het vervoer van dierlijke mest binnen Nederland. Mede doordat de sector haar zorgen heeft geuit, heeft Adema besloten de periode tot 1 maart 2023 als overgangstermijn te beschouwen.