Overslaan en naar de inhoud gaan Overslaan en naar de footer gaan Overslaan en naar de zoekbalk gaan Overslaan en naar de navigatie gaan

In kort bestek - Geluidshinder

In elke editie van vakblad Grondig geeft Geralde Bouw-van de Bunt (adviseur juridische & GWW-zaken) antwoord op een vraag van een cumelaondernemer. In deze column een vraag over geluidshinder.
2 november 2021 2 min leestijd

_____________________________________________________________________________

Beste Geralde,
Ik verwacht geluidshinder bij een werk dat binnenkortstart. Ik heb dit gemeld bij onze opdrachtgever, maar moet ik nog meer doen?

_____________________________________________________________________________

Beste aannemer,
Wie onderzoek moet doen naar en eventueel vergunningen moet regelen voor geluidsoverlast is afhankelijk van de vraag of de geluidsoverlast is gerelateerd aan de opzet van het werk of dat de overlast het gevolg is van de gekozen wijze van uitvoering. Dit onderscheid is in de praktijk natuurlijk niet altijd eenvoudig te maken.

Voor de opdrachtgever geldt dat deze moet onderzoeken of en zo ja welke geluidseisen door de overheid worden gesteld en vervolgens of een vergunning is vereist wanneer de geluidsoverlast het gevolg is van ‘de opzet van het werk volgens het bestek’ (paragraaf 5, lid 1a, UAV 2012). De vraag of de aannemer een keuze heeft in de wijze van uitvoering is daarin bepalend. Heeft de aannemer geen keuze en kan het werk niet op een andere wijze worden gemaakt, dan is de opdrachtgever verantwoordelijk voor de benodigde toestemmingen. Op dat moment is er immers sprake van de opzet van het werk. Voorbeelden zijn baggerwerk, heiwerk, bemaling en verkeersomleidingen.

Wanneer er nadere eisen aan de geluidshinder worden gesteld, zal dit ook in het bestek moeten worden opgenomen, zodat inschrijvers weten met welke beperkingen zij in het werk zullen worden geconfronteerd.

In aanvulling hierop heeft de aannemer een verplichting voor zover het gaat om de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke toestemmingen die niet horen bij de opzet van het werk (pararagraaf 6, lid 10, UAV 2012). Denk hierbij aan geluidsoverlast die zou kunnen ontstaan door de gekozen wijze van uitvoering. De aannemer mag immers geen nodeloze hinder veroorzaken aan derden (paragraaf 6, lid 6, UAV 2012). In dit geval kun je bijvoorbeeld denken aan het graven van een sleuf, waarbij de aannemer zelf bepaalt of hij dit machinaal gaat doen of dit met de schop laat uitvoeren.

Tags
Achtergrond
geluid
hinder
column
Geralde van de Bunt
Geralde Bouw-Van de Bunt
Adviseur Juridische Zaken
Geralde van de Bunt
Geralde Bouw-Van de Bunt
Adviseur Juridische Zaken